www.bioplek.org/animaties/voortplanting/mnx.html
Testis/teelbal/zaadbal -
hierin worden de zaadcellen geproduceerd
-
hierin word het grootste deel van het testosteron gemaakt
Testosteron mannelijk
geslachtshormoon o.a. verantwoordelijk voor spiergroei
Bijbal opslagplaats
voor zaadcellen
Scrotum/balzak
huidplooi waarin zich de zaad- en bijballen bevinden, i.v.m. temp.
Zaadleiders
leiden de zaadcellen van de bijbal langs de zaadblaasjes door de
prostaat naar de urinebuis
Sterilisatie bij
man: afbinden van de zaadleiders. Bij een erectie komt alleen vocht uit de zaadblaasjes en de prostaat naar buiten. De zaadcellen worden in de testis en de bijbal afgebroken, de man is
onvruchtbaar.
Castratie bij
man: verwijderen van de zaadballen. Hierdoor worden geen zaadcellen meer geproduceerd, maar ook geen testosteron. De ontwikkeling van jongen naar man stopt dan. Dit kan tot op heden niet meer
hersteld worden, de “man” is voor altijd onvruchtbaar.
Zaadblaasjes maken
vocht dat in de zaadleider toegevoegd wordt aan zaadcellen.
Prostaat maakt
vocht dat toegevoegd wordt aan het sperma, en zwelt op bij een zaadlozing. Hierdoor wordt het bovenste gedeelte van de urinebuis dichtgeknepen en kan er geen urine bij het sperma
komen.
Urinebuis vervoert
bij een man urine van de blaas via de prostaat en de penis naar buiten, of vervoert sperma vanuit de prostaat via de penis naar buiten.
Schaambeen/schaambot voorkant
van het bekken. Hierachter liggen bij een jongen de testikels als deze nog niet zijn ingedaald voor de geboorte.
Urineblaas opslagplaats
voor urine
Urineleider leid
de urine van de nieren (urine productie en filtratie) naar de blaas.
Erectie het
stijf worden van de penis doordat er bloed in de
zwellichamen stroomt.
Eikel het
gevoeligste deel op de top van de penis
Voorhuid velletje
over de eikel dat wordt weggehaald bij de besnijdenis.
Aan de achterkant van het lichaam bevinden zich de ruggengraat
met het staartbeen en de dikke darm. Het laatste gedeelte van de dikke darm heet de endeldarm, en deze wordt afgesloten met een kringspier, de anus.
Er zijn drie redenen voor een
besnijdenis: - hygiëne (geen smegma)
-
geloof (joden)
-
voorhuid is te nauw (risico op inscheuren)
zie link van de man, doorklikken naar
vrouw.
Ovarium/eierstok
bevat
de eicellen van af de geboorte, verschil met de man. Er zitten 200.000 onrijpe eicellen in elke
eierstok. Elke 4 weken wordt hier bij een vrouw één eicel in de follikel rijp.
Follikel
blaasje in de eierstok waarin de eicel
rijpt.
Eitrechter
vangt de rijpe eicel op na de ovulatie en brengt deze naar de
eileider.
Ovulatie/eisprong
het van een eicel uit de follikel aan de eierstok.
Eileider leid
de eicel van de eierstok naar de baarmoeder. Hier kan een bevruchting plaatsvinden.
Baarmoeder/uterus hierin
groeit het ongeboren kind van een zoogdier of mens.
Baarmoederslijmvlies slijmvlies
aan de binnenkant van de baarmoeder met extra bloedvaten.
Vagina/schede de
middelste buis bij een vrouw, waardoor de geslachtsgemeenschap kan plaatsvinden, waardoor het baarmoederslijmvlies bij de menstruatie het lichaam verlaat, en bij de geboorte rekt dit op tot het
geboortekanaal.
Baarmoederhals/-mond bovenste
gedeelte van de vagina waar de sperma het lichaam van de vrouw binnenkomt.
Maagdenvlies randje
weefsel halverwege de vagina, wat scheurt bij de eerste geslachtsgemeenschap of bij sporten.
Urineblaas en
urineleiders zie man
Urinebuis bij
de vrouw de voorste buis. Hierdoor wordt alleen urine naar buiten vervoert.
Schaambeen/bot de
voorkant van de bekkengordel.
Clitoris(kittelaar) zelfde
functie als de eikel bij de man. Gevoelig door de vele tastzintuigjes. Bevat een aantal zwellichaampjes.
Binnenste/kleine
schaamlip twee huidplooien die de ingang van de vagina bedekken.
Beschermen de vagina een beetje tegen binnendringende ziekteverwekkers.
Buitenste/grote
schaamlippen bestaan uit twee huidplooien die de buitenkant van de vrouwelijke geslachtsdelen
vormen. Als de vrouw geslachtsrijp wordt zijn deze behaard.
Onderhuids
vet vrouwen
hebben meer hiervan dan mannen, dit is bedoelt als reserve bij een zwangerschap. Vrouwen zijn hierdoor “ronder” van vorm.
Hypofyse hormoonklier
die actief wordt in de pubertijd. Door hypofysehormonen ontstaan de secundaire geslachtskenmerken.
Primaire
geslachtskenmerken de verschillen tussen jongen en meisje die vanaf de geboorte zichtbaar
zijn: penis, vagina en schaamlippen.
Hormoon regelstof
in het lichaam
Oestrogeen vrouwelijk
geslachtshormoon dat zorgt voor de ovulatie of eisprong.
Progesteron
vrouwelijk geslachtshormoon, geproduceerd door de follikel na de ovulatie
Innesteling embryo
dat vast gaat zitten in de baarmoederwand
Zaadcel bestaat
uit een kop met een celkern en een zwemstaart
Menstruatiecyclus alles
wat van de ene tot de andere menstruatie gebeurt
Maandverband/tampon spullen
die een vrouw gebruikt om menstruatiebloed op te vangen
Bevruchting samensmelten
van de kern van een eicel en de kern van een zaadcel
SOA seksueel
overdraagbare aandoening
Voorbehoedsmiddel middel
om bevruchting te voorkomen
IVF In
Vitro Fertilisatie (lit. in glas bevrucht) ook wel kunstmatige bevruchting genoemd
Embryo bevrucht
bolletje cellen dat zich innestelt in de baarmoederwand
De
pil bevat
oestrogeen en progesteron zodat er geen eicel rijpt in de eierstok.
Secundaire
geslachtskenmerken de verschillen tussen jongen en meisje die in de pubertijd tot ontwikkeling komen. (paragraaf 8.1 bron
3)
Tertiaire
geslachtskenmerken verschillen in denken tussen jongen en meisje.
insuline = hormoon dat glucose opslaat
glucagon= hormoon dat de reservestof glycogeen weer terug omzet in glucose voor de verbranding.