1. Alle bloedvaten waarin het bloed van het hart afstroomt noemen we slagaders. Elke slagader wordt genoemd naar het orgaan waar het bloed naar toe voert. 

    Omdat een slagader van het hart afgaat, kun je er de hartslag in voelen, en heeft het bloedvat een dikke wand nodig om de hoge druk op te vangen.



  2. Alle bloedvaten die naar het hart toe stromen noemen we aders. Een ader wordt genoemd naar het orgaan waar het vandaan komt.

    Omdat een ader naar het hart toe gaat, heeft het een middeldunne wand en kleppen om het terug stromen van bloed door de zwaartekracht te voorkomen.



  3. In elk orgaan zitten haarvaten. Haarvaten zijn zo dun als een haartje en worden genoemd naar het orgaan waar ze in zitten.

    In een haarvat vind door de dunne wand stofwisseling plaats, bijvoorbeeld in een longhaarvat vind de gaswisseling van CO2 naar zuurstof plaats.


  4. De stroomrichting van het bloed wordt bepaald door het hart, maar kun je ook vinden bij de lever.
  5. onthoud:
  • Bloed komt Boven in de Boezems Binnen
  • De kleine bloedsomloop bestaat uit : hart-longen-hart
  • De grote bloedsomloop bestaat uit: hart-overige organen-hart
  • De poortader loopt dunne darm naar de lever. Omdat het voedsel dat binnenkomt eerst door de lever gecontroleerd moet worden mag dit niet gemengd. Omdat dit het enige bloedvat is tussen organen, kun je ook hier de stroomrichting vinden.
  • Bloed is altijd eenrichtingverkeer.