les 1

elk hoofdstuk is opgebouwd uit de volgende onderdelen: 
  • Op de eerste bladzijde zie je een introductietekst. Hierin staan ook de leerdoelen. voor elk leerdoel staat een stipje, net als voor deze zin. Aan de leerdoelen kun je zien wat je aan het eind van dit hoofdstuk geleerd hebt. (blz 7)
  • Op de volgende bladzijde zie je een werkschema, daarbij kun je bijhouden wanneer je iets af hebt. Dit hoeft in de eerste klas nog niet. Na het werkschema zie je de do-it. Je docent geeft per hoofdstuk aan of je de do-it gaat maken. Elke do-it heeft een oranje kader. (basis blz 9 en 10, kgt blz 8)
  • Op de blauwe blz. begint de paragraaf. Elke paragraaf begint met een introductievraag in een blauw blok. Het antwoord op die vraag kun je invullen in je werkboek.  Onder de introductievraag staat een stuk tekst met een deelvraag. Een deelvraag kun je herkennen aan twee gekleurde bolletjes met een witte pijl erin. Hierachter staat een deelvraag, vetgedrukt en met een vraagteken. De deelvraag word beantwoord in de alinea s onder de deelvraag.
  • Tekeningen en plaatjes in de paragrafen worden bronnen genoemd.
  • Aan het einde van elke paragraaf staat de "om te onthouden" in een oranje blok. (basis blz 15, kgt blz 12) Deze moet je uiteraard onthouden. Na de om te onthouden staat een verdieping. Je docent geeft aan of je deze moet leren of niet. Let hier goed op, bij twijfel, leren.
  • In het werkboek staat aan het einde een test jezelf (basis blz 17). De test jezelf moet je maken voor een repetitie, (dus niet voor een s.o.) soms staat hierachter een practicum. Als we genoeg tijd hebben doen we die, anders worden ze overgeslagen.
  • Aan het eind van het hoofdstuk staat de extra verdieping (basis blz. 43-45, kgt blz 24-25) Deze hoort dus nog bij het hoofdstuk, en dus moet je die leren voor de repetitie. 
Achterin elk werkboek staan de checklisten en andere belangrijke bladzijden, zoals begrippenlijsten en werkbladen. Deze moeten de hele periode in je werkboek blijven zitten! (ze horen niet bij één hoofdstuk)